Historie

In vroeger jaren werden doden begraven in de stad, meestal rond de kerk. In Rijssen was dat de Schildkerk. De rouwstoeten gingen dan door het ‘Doodstraatje’ (tegenwoordig: Julianastraat) dat grensde aan de kerk. Napoleon verbood de kerkbegrafenissen in 1804. Doden moesten begraven worden buiten de stad. Na de inval van de Fransen werd ook in Nederland het begraven in de kerk officieel verboden. Toen de Fransen weer waren vertrokken draaide men dit besluit al snel terug. In 1827 werd bij Koninklijk Besluit vastgesteld dat per 1 januari 1829 steden en dorpen met meer dan duizend inwoners verplicht waren om tenminste één begraafplaats buiten de bebouwde kom ter beschikking te hebben.

De Lentfersweg was in die tijd ‘buitengebied’ en bestond vooral uit bouwland. Moeilijk voor te stellen voor de straat die momenteel grenst aan het stadscentrum.

De gemeente kocht in 1827 “aan de zuidzijde van Rijssen, in den Esch, een stuk gronds tot het aanleggen van een nieuw Kerkhof. De eigenaren Jan Heedt en Geertrui Stokkers, de weduwe van Jan Hendrik ter Weel, hebben aldaar ter plaatse, naast elkander, ieder een stuk gronds, thans tot bouwland dienende, tezamen ter grootte van ongeveer 35 vierkante Nederlandsche roeden en 25,12 dito ellen. Voor deze stukken lands worden betaald f. 425- vrijgeld; als voor dat van Jan Heedt f. 200- en voor dat van de weduwe Jan Hendrik ter Weel f. 225-“.

Uitbreiding

In 1883 werd de begraafplaats uitgebreid. De gemeente kocht hiervoor een stuk land van de heren Koedijk en Tusveld. Burgemeester Jan Dikkers tekende de koopakte, die het aankoopbedrag van tweehonderd gulden vermeldt. De oppervlakte van het terrein bedroeg twintig roeden (29.000 m2). In de beginjaren werd er voornamelijk vanuit huis begraven. De rouwstoet vertrok dan volgens vaste routes richting begraafplaats. Er waren geen kerkdiensten, dominees kwamen aan huis. 

Joodse begraafplaatsen

Binnen de stadsommuring is de eerste Joodse begraafplaats zichtbaar, dat toebehoorde aan de stad. In 1792 verleent de burgemeester van de stad aan Joodse inwoners het recht om doden te begraven op De Hagen. Deze begraafplaats werd in 1949 geruimd en is naderhand bebouwd. Stoffelijke resten werden herbegraven op de Israëlitische begraafplaats aan de Arend Baanstraat op de kruising met de Brekeldlaan, aangelegd in 1878.

Nieuwe Joodse begraafplaats aan de Arend Baanstraat.
Begraafplaats aan de Arend Baanstraat

In 1888 werd een nieuwe algemene begraafplaats aangelegd aan de Arend Baanstraat (voorheen de Goorscheweg). In 1964 is dit kerkhof geruimd om de bouw van een school mogelijk te maken. De stoffelijke resten werden herbegraven aan de Lentfersweg. De rooms-katholieke gemeenschap kreeg haar eigen begraafplaats op 27 november 1880 aan de Enterstraat. Twee dagen later werd er het eerste lijk ter aarde besteld. Het r.k. kerkhof werd in 1914 uitgebreid. De grootste begraafplaats van Rijssen is die aan de Schapendijk. Deze werd in 1956 in gebruik genomen.

Over het groene vlak lagen de graven verspreid.

De kerkhofmuur is gebouwd van 5.000 zogenaamde kloostermoppen, stenen die ooit zijn gebruikt voor de in 1826 ingestorte Romaanse toren van de Schildkerk. Deze muur is al jaren een rijksmonument. 

Men plaatste deze muur omdat het gemeentebestuur vreesde voor ‘toenadering van wilde beesten of kwaadwillende personen en kinderen’.

Baarhuisje

Begraven mocht pas na 36 uur omdat men er dan zeker van was dat de dood was ingetreden. Bij een zelfdoding of ongeval moest de patholoog-anatoom komen om de doodsoorzaak vast te stellen. Tot zo lang moest de overledene worden opgebaard in een zogeheten ‘baarhuisje’ (in Rijssen: ‘doodshuuske’).
Op de oude begraafplaats is het doodshuuske echter nooit als zodanig in gebruik geweest. In het baarhuisje stond vroeger de koets geparkeerd en was het een onderkomen en materiaalopslag van het personeel. Het baarhuisje is nog intact en tegenwoordig een vast onderdeel van de jaarlijkse Open Monumentendag. In het huisje worden dan beelden vertoond die het historische verhaal verduidelijken.

In 1924 breidde men de begraafplaats uit richting de Schoolstraat. In totaal zijn er ruim 2.500 graven. In de jaren vijftig kregen alle gemeenten in Nederland opdracht een onderkomen te hebben op de begraafplaats. In 1954 werd een nieuwe begraafplaats aan de Schapendijk in gebruik genomen. Op deze nieuwe begraafplaats werd overigens later wel een baarhuisje in gebruik genomen.