Burgemeester Knottenbelt

Werkgelegenheid en een schone stad

Johannes Knottenbelt (1870-1950) – door de Rijssenaren veelal ‘Knotje’ genoemd – werd in 1913 burgemeester en bleef tot 1937 in functie. 

In 1916 waren veel landen in oorlog, ook op zee. Grondstoffen waren schaars en jute werd niet meer aangevoerd. De firma Ter Horst en Co in Rijssen legde daarom fabrieken stil. De arbeiders  konden werken bij de ontginning van ‘de Verdeeling’, een woest gebied aan de zuidwestkant van Rijssen.

De Rijssenaren leefden in die tijd erg primitief. Honderd jaar eerder zei Willem de Clercq, directeur van de Nederlandse Handel-Maatschappij, over Rijssen: ‘Een zeer vuile plaats, het ellendigste dorp dat ik ooit heb gezien.’ 

Knottenbelt zorgde ervoor dat de mesthopen uit de straten verdwenen en Rijssen een schoon stadje werd.

Schermafbeelding 2021-06-09 om 19.49.49
Werkgelegenheid

Ook de werkgelegenheid lag Knottenbelt na aan het hart. In het voorjaar van 1916 liet hij 60.000 dennetjes naar Rijssen overbrengen voor de aanleg van een prachtig bosgebied dat bekend staat als het ‘Hollands Schwarzwald’. 

Groenteteelt

Op het gebied tussen Holten en Rijssen werd na de cultivering een tuinbouwbedrijf gesticht. Men startte met groenteteelt in ‘de Verdeeling’, al snel gevolgd door een groenteveiling, het centrum van de groentehandel in Twente. Een flinke bron van inkomsten voor de gemeente. Het doel: een gemeente ‘vrij van belasting’. 

De helft van de lonen die  betaald moesten worden, kwam voor rekening van de firma Ter Horst, de rest betaalde de gemeente.

Medio oktober 1916 werd een commissie van bijstand opgericht voor het beheer van het gemeentelijk tuinbouwbedrijf. F. Herskamp werd de beheerder. Pas drie jaar later protesteerden de Rijssense groente- en fruithandelaren. Zij voelden zich benadeeld, want de gemeentelijke groenten waren te goedkoop. De verkoop vanuit de hal werd gestaakt. 

Te hoog gegrepen

In 1918 sloot Ter Horst de fabriek door gebrek aan grondstoffen. Honderden mensen stonden op straat. De gemeente moest nu voor werk zorgen. Ter Horst, het Nationaal Steuncomité en de gemeente droegen bij. De arbeiders werden ingezet bij de verdere ontginning van woeste gronden. Medio 1918 stond het gemeentelijke tuinbouwbedrijf over 1917 ruim 5.000 gulden in de min. De burgemeester weet het verlies grotendeels aan het gebrek aan kalk en kunstmest ‘waardoor de gewassen niet voldoende konden groeien’. ‘Knotje’ bleek te hoog te hebben gegrepen. Ook de jaren daarna werd er geen winst gemaakt. In september 1923 werd  het gemeentelijk tuinbouwbedrijf opgeheven. De droom van Knottenbelt om de werkgelegenheid te stimuleren was niet uitgekomen.

De groenteverkoophal achter het stadhuis
De woning van burgemeester Knottenbelt aan de Enterstraat